Geschreven door drs. Guido Cobelens (psycholoog) 8 oktober 2024.
Laten we even stilstaan bij een hardnekkig misverstand: hoogbegaafdheid is niet wat veel mensen denken dat het is. Vaak wordt er gedacht dat als je hoogbegaafd bent, je automatisch de beste in de klas bent, zonder veel moeite hoge cijfers haalt, en dat je overal doorheen vliegt. Maar dit idee is net zo onjuist als denken dat werkgeluk te bereiken is door enkel hard te werken zonder pauzes.
Hoogbegaafdheid is veel complexer dan alleen een hoog IQ. Het gaat om meer dan alleen goede schoolprestaties. Ja, een IQ boven de 130 valt onder de categorie ‘hoogbegaafd’, maar dat is slechts een deel van het verhaal. Veel hoogbegaafden ervaren bijvoorbeeld sociale en emotionele uitdagingen die hun leven ingewikkelder maken dan je zou verwachten. De schoolperiode, die vaak wordt gezien als het paradijs voor slimme kinderen, is soms juist een worsteling. Niet omdat ze niet begrijpen wat er gebeurt, maar omdat ze zich vervelen of zich niet begrepen voelen.
Mythe 1: Hoogbegaafden presteren altijd uitstekend op school
Feit: Het idee dat hoogbegaafde leerlingen automatisch uitblinken in hun schoolprestaties is wijdverbreid, maar niet altijd waar. Sterker nog, veel hoogbegaafden presteren onder hun niveau. Waarom? Het reguliere onderwijs is vaak te weinig uitdagend, waardoor ze zich vervelen. Deze verveling kan leiden tot demotivatie en onderpresteren. Ze voelen zich niet gestimuleerd, en dit gebrek aan uitdaging kan ervoor zorgen dat ze lager scoren dan hun potentieel. Dit benadrukt hoe belangrijk het is om hoogbegaafden op hun eigen niveau uit te dagen.
Mythe 2: Hoogbegaafdheid betekent dat je overal goed in bent
Feit: Dit is misschien wel de grootste misvatting over hoogbegaafdheid. Mensen die hoogbegaafd zijn, hebben vaak uitzonderlijke talenten in bepaalde gebieden, maar dat betekent niet dat ze in alles uitblinken. Iemand kan bijvoorbeeld briljant zijn in wiskunde, maar weinig aanleg hebben voor kunst of sport. Hoogbegaafdheid uit zich vaak in specifieke domeinen, en net als ieder ander hebben hoogbegaafden sterke en zwakke punten.
Mythe 3: Hoogbegaafden hebben geen extra ondersteuning nodig
Feit: Hoogbegaafden hebben juist vaak extra begeleiding nodig, zowel intellectueel als sociaal-emotioneel. Ze kunnen zich anders voelen dan hun leeftijdsgenoten, wat kan leiden tot gevoelens van isolatie of eenzaamheid. Bovendien kan het ontbreken van voldoende uitdaging in het onderwijs hen frustreren. Extra begeleiding kan hen helpen om hun potentieel te benutten en om te gaan met de unieke uitdagingen die hoogbegaafdheid met zich meebrengt.
Mythe 4: Hoogbegaafden zijn sociaal onhandig
Feit: Hoewel het stereotype van de sociaal onhandige hoogbegaafde hardnekkig is, is dit zeker niet voor iedereen waar. Sommige hoogbegaafden hebben inderdaad moeite met het vinden van aansluiting vanwege hun interesses of denkniveau, maar dit geldt niet voor iedereen. Er zijn ook hoogbegaafden die sociaal zeer vaardig zijn en prima in staat zijn om relaties op te bouwen. Sociale vaardigheden variëren net zo veel bij hoogbegaafden als bij ieder ander.
Mythe 5: Hoogbegaafdheid en talent zijn hetzelfde
Feit: Hoogbegaafdheid wordt vaak verward met talent, maar deze twee begrippen zijn niet hetzelfde. Hoogbegaafdheid heeft vooral te maken met intellectuele capaciteiten, terwijl talent vaak betrekking heeft op specifieke vaardigheden in bijvoorbeeld kunst, sport of muziek. Iemand kan hoogbegaafd zijn zonder een uitgesproken talent in een bepaalde kunstvorm, en iemand kan getalenteerd zijn zonder hoogbegaafd te zijn.
Hoogbegaafdheid gaat verder dan intelligentie
Laten we eens kijken naar enkele bekende figuren die hoogbegaafd waren. Neem Albert Einstein, een naam die we vaak associëren met pure genialiteit. Wist je dat Einstein pas op veel latere leeftijd werd erkend als ‘slim’? Als kind werd hij zelfs gezien als traag door zijn leraren. Zijn denkwijze was gewoon anders, minder gestructureerd. En hij is niet de enige. Marilyn Monroe, misschien niet de eerste persoon die in je opkomt als je aan intelligentie denkt, had een IQ van 168. Sharon Stone, naast haar acteertalent, is lid van Mensa, de wereldwijde vereniging voor hoogbegaafden.
Wat hebben deze mensen gemeen? Ze hebben allemaal op hun eigen manier succes gevonden, ondanks – of misschien juist dankzij – hun unieke intellectuele vermogens. Hun talenten waren niet altijd meteen zichtbaar, en hun weg naar succes was niet zonder obstakels.
Hoogbegaafdheid: niet altijd een zegen
In mijn werk als psycholoog zie ik vaak dat mensen met een bovengemiddelde intelligentie tegen hele specifieke problemen aanlopen. Van moeite om zich aan te passen aan een klassikaal onderwijssysteem, tot intense gevoelens van verveling, tot uitdagingen in het vinden van voldoening in een ‘normale’ baan. Het lijkt misschien geweldig om hoogbegaafd te zijn, maar het kan ook isolerend werken. Verveling, onderprikkeling, en een gebrek aan begrip kunnen leiden tot gevoelens van frustratie en zelfs depressie.
En dit brengt me op het volgende punt: een intelligentieonderzoek kan heel verhelderend zijn. Niet alleen om te weten of je hoogbegaafd bent, maar vooral om inzicht te krijgen in je sterke en zwakke punten. Misschien ben je verbaal zeer sterk, maar struggle je met taken die een snelle verwerking van informatie vereisen. Of misschien heb je een bijzonder talent voor wiskunde, maar vind je het moeilijk om complexe sociale situaties te doorgronden.
Meer dan een IQ-score
Het doen van een intelligentieonderzoek is meer dan alleen het meten van je IQ. Het kan je helpen om beter te begrijpen hoe je denkt en leert, welke uitdagingen voor jou specifiek zijn, en hoe je het beste tot je recht komt – zowel in werk als in je persoonlijke leven. Uiteindelijk draait het om zelfkennis: hoe beter je jezelf begrijpt, hoe beter je kunt omgaan met de uitdagingen en kansen die op je pad komen.
Dus, mocht je jezelf herkennen in een van deze verhalen, of als je gewoon nieuwsgierig bent naar hoe je brein werkt, overweeg dan eens een intelligentieonderzoek. Je ontdekt meer dan alleen een getal – je ontdekt jezelf.